Lhbti-asielbeleid is gebaseerd op ondeugdelijke stereotypen
Het Nederlandse asielbeleid voor lhbti’s is gebaseerd op ondeugdelijke stereotypen. Dat is de conclusie van een vandaag verschenen onderzoeksrapport van het COC. De belangenorganisatie roept staatssecretaris Harbers (Asiel) maandag in een gesprek op om het beleid ingrijpend te wijzingen.
‘Het is altijd vervelend als lhbti’s geconfronteerd worden met vooroordelen en stereotypen. Het is onacceptábel dat het lot van lhbti-asielzoekers volledig afhankelijk is van zulke ongefundeerde stereotypen. Dat kan en moet anders.’ aldus COC-voorzitter Tanja Ineke.
Proces van zelfacceptatie
De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) hanteert vaste criteria om te beoordelen of mensen, die naar Nederland vluchten uit vrees voor vervolging wegens hun seksuele identiteit, lhbti zijn. Het belangrijkste criterium, zo blijkt uit het dossieronderzoek dat het COC de afgelopen 2 jaar uitvoerde bij de IND, is of de asielzoeker een zogenaamd ‘proces van bewustwording en zelfacceptatie’ van de seksuele identiteit heeft doorgemaakt.
Onderzoeker mr. Sabine Jansen concludeert in het COC-rapport dat dit criterium een ondeugdelijk stereotype is zonder wetenschappelijke onderbouwing. Veel lhbti-asielzoekers voldoen niet aan het stereotiepe beeld: ze hebben nooit een ‘proces van bewustwording en zelfacceptatie’ doorgemaakt, begrijpen niet wat er mee bedoeld wordt en/of kunnen er niet gedetailleerd over vertellen.
Lhbti-asielzoekers lopen een fors risico dat hun asielverzoek wordt afgewezen als ze een dergelijk proces niet hebben doorgemaakt en dus niet voldoen aan het criterium, zo blijkt uit het rapport. De IND wijst in totaal ruim een derde (37%) van de onderzochte lhbti-asielverzoeken af. In bijna alle gevallen (85%) is dat omdat niet geloofd wordt dat ze lhbti zijn.
‘Hij accepteert zonder scrupules zijn homoseksualiteit’
Het rapport bevat tal van voorbeelden van asielzoekers die de IND niet gelooft omdat ze niet voldoen aan het stereotype. Ze hebben hun seksuele gerichtheid of genderidentiteit direct en zonder problemen omarmd of zijn trots in plaats van zich voor hun identiteit te schamen.
Zo antwoordt een Afrikaanse asielzoeker op de vraag wat hij voelde toen hij erachter kwam dat hij op mannen viel: ‘Ik vond het leuk en werd blij. Als ik iemand zag die ik leuk vind dan werd ik blij.’ De man gaf aan dat hij geen proces van zelfacceptatie doormaakte. De IND geloofde niet dat de man homoseksueel is en wees zijn asielverzoek af.
Een afgewezen Afrikaanse asielzoekster antwoordt op de vraag of het moeilijk was om erachter te komen dat ze op meisjes viel: ‘Ik had het gevoel dat het juist was. U houdt bijvoorbeeld van mannen en ik krijg dat zelfde gevoel bij meisjes. (…) Het was gemakkelijk dat te accepteren’. De IND overweegt vervolgens dat ‘zij geen inzichten heeft kunnen geven over het proces van bewustwording en mogelijke zelfacceptatie. (…) Betrokkene stelt hiermee geen enkel probleem te hebben gehad.’
Een andere afgewezen Afrikaanse asielzoeker, die zegt dat hij zijn seksuele voorkeur heeft geaccepteerd, wordt door de IND zelfs tegengeworpen dat hij ‘zonder enige scrupules zijn homoseksualiteit omarmde’.
Méér stereotypen
Onderzoeker Sabine Jansen constateert in haar rapport dat de IND ook veel andere ondeugdelijke stereotypen hanteert bij het beoordelen van lhbti-asielverzoeken. Zo wordt ervan uitgegaan dat lhbti’s altijd weten welke straffen er in hun land op homoseksuele handelingen staan, welke lhbti-organisaties er zijn, dat mensen zich op één specifiek moment realiseren dat ze lhbti zijn en dat geloof en lhbti-zijn niet samengaan.
Terwijl deze stereotypen in de beoordeling het voor lhbti asielzoekers moeilijk maken om de IND te overtuigen van hun identiteit, wordt dat proces nog verder bemoeilijkt doordat de IND het bewijs dat asielzoekers aanleveren vaak terzijde schuift. Zo worden verklaringen van partners over de (homoseksuele) relatie vaak genegeerd omdat de partner geen ‘objectieve bron’ zou zijn. Ook foto’s van de asielzoeker met partner of bij lhbti-vrienden of feestjes worden zelden als bewijs gezien. Dergelijk bewijs wordt elders in het Nederlandse vreemdelingenrecht juist wél geaccepteerd, bijvoorbeeld als mensen een verblijfsvergunning vragen voor verblijf bij hun partner.
Geen meetlat
In een brief roept het COC staatssecretaris Harbers op om het ‘proces van bewustwording en zelfacceptatie’ te schrappen als belangrijkste criterium bij het beoordelen van lhbti-asielverzoeken. Zelfidentificatie zou centraal moeten komen te staan: wat zegt de asielzoeker zelf over haar of zijn seksuele identiteit?
Het COC schrijft aan de staatssecretaris dat het niet mogelijk is om op een andere manier de seksuele gerichtheid of genderidentiteit van een ander mens te bepalen. Er bestaat geen objectieve ‘meetlat’ voor en het leidt per definitie tot stereotypen. Seksuele minderheden hebben nu eenmaal, net als heteroseksuelen, geen universele kenmerken. IND-medewerkers proberen naar eer en geweten ‘objectief’ vast te stellen of asielzoekers lhbti zijn. De staatssecretaris stuurt hen echter met een onmogelijke opdracht op pad.
267 dossiers
Sabine Jansen bekeek tijdens haar onderzoek naar het lhbti-asielbeleid in twee jaar tijd 267 dossiers van lhbti asielzoekers bij de IND. Veertig van deze dossiers heeft ze uitgebreid onderzocht. Ook bestudeerde ze honderden rechterlijke uitspraken.
Jansens onderzoek werd uitgevoerd voor COC Nederland met steun van het Asiel- en Migratiefonds van de Europese Unie. Het kwam tot stand onder begeleiding van prof. mr. Thomas Spijkerboer, prof. mr. Ashley Terlouw, asieladvocaat mr. Marcel van der Linde en mr. Sadhia Rafi van VluchtelingenWerk Nederland.
Het rapport Trots of schaamte? van Sabine Jansen is vanaf vanavond te downloaden op de website van het COC.