Het ontstaan van COC Limburg

  1. Home
  2. Organisatie
  3. Geschiedenis
  4. Het ontstaan van COC Limburg

1. Inleiding

Het ontstaan en de geschiedenis van COC Limburg kunnen niet los gezien worden van de geschiedenis van het landelijk COC. Het COC kan gezien worden als de opvolger van het Nederlandsch Wetenschappelijk Humanitair Komitee (NWHK), dat in 1912 door jhr.dr. Jacob Schorer werd opgericht. Dit comité had als doel de rechtsongelijkheid tussen heteroseksuelen en homoseksuelen te bestrijden en mensen te informeren over het wezen van de liefde van man tot man of vrouw tot vrouw. Bij de Duitse inval op 10 mei 1940 werd het NWHK opgeheven. Nauw betrokken bij het NWHK was Jaap van Leeuwen, die samen met Niek Engelschman en Hann Diekman in 1939 een eigen blad voor homoseksuelen uitbracht onder de naam Levensrecht. In maart 1940 verscheen het eerste nummer, maar kort na verschijning van het derde nummer vond de Duitse inval plaats en werden de formele contacten tussen de leden van de prille beweging verbroken.

 

2. Kort overzicht geschiedenis van het landelijk COC

Na de oorlog verscheen in september 1946 het vierde nummer van Levensrecht. Aangezien veel abonnees behoefte hadden aan meer contact, ontstond er een lezersclub onder de schuilnaam Shakespeareclub, die in december 1946 de eerste bijeenkomsten hield. Al snel trok men de aandacht van de zedenpolitie en van justitie, die vonden dat het blad en de club de zedelijkheid bedreigden. In 1948 staakte men noodgedwongen de uitgave van Levensrecht, maar tot een verbod van de club kwam het niet, onder meer omdat de politie in Amsterdam het praktischer vond als homo’s op een bekende plaats bijeen kwamen in “plaats van in pisbakken en parken”. Van de Shakespeareclub waren ook vrouwen lid, hun aantal bedroeg ca. 15%.

Om politieke redenen werd naam in 1949 gewijzigd in Cultuur- en Ontspanningscentrum (C.O.C.) en kreeg het verenigingsblad de naam Vriendschap. De doelstellingen van het C.O.C. waren tweeledig: aan de ene kant wilde de beweging bijdragen aan de sociale acceptatie, aan de andere kant wilde ze cultuur en ontspanning bieden aan homoseksuele mannen en lesbische vrouwen. Er ontstonden plaatselijke afdelingen, eerst in Amsterdam, Rotterdam en Den Haag, in 1950 in Groningen en Utrecht, en daarna in enkele andere plaatsen. In 1955 kocht het C.O.C. een pand in Amsterdam en exploiteerde daarin o.a. een bar-dancing, De Schakel. In de jaren vijftig bleef het aantal vrouwelijke leden klein, 7% in 1953, 13% in 1959. Om meer vrouwen aan te trekken werd in 1960 de Vrouwenkern opgericht. Men ging zich langzamerhand ook meer richten op de buitenwereld, de reclassering en de geestelijke volksgezondheid. Dit leidde tot een begin van een dialoog met de buitenwereld: de in 1964 opgerichte stichting Dialoog probeerde onder meer via het gelijknamige tijdschrift sleutelfiguren in de maatschappij te beïnvloeden. Deze nieuwe openheid was tevens de aanleiding voor een nieuwe naam: De Nederlandse Vereniging van Homofielen C.O.C.

Na de studentenopstanden in het buiten- en binnenland in 1968 richtten studenten in de meeste universiteitssteden in 1969 Studenten Werkgroepen Homoseksualiteit op. De overkoepelende Federatie (FSWH) hield de eerste homodemonstratie op het Binnenhof tegen artikel 248bis. Dit artikel luidde: “De meerderjarige, die met een minderjarige van hetzelfde geslacht wiens minderjarigheid hij kent of redelijkerwijs moet vermoeden, ontucht pleegt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaar”. De toenmalige grens voor meerderjarigheid was 18 jaar, ook voor heteroseksueel geslachtsverkeer, maar voor homoseksuelen was de leeftijd 21. In 1971 werd dit artikel afgeschaft en in 1973 kreeg het C.O.C., na eerdere afwijzingen in 1963 en 1967, ‘Koninklijke Goedkeuring’. Door toekenning van koninklijke goedkeuring verkreeg de vereniging rechtspersoonlijkheid. Onder invloed van de FSHW en de actiegroep Nieuw Lila ging het C.O.C. een meer maatschappijkritische koers volgen. Dit kwam ook tot uiting in de nieuwe naam: Nederlandse Vereniging tot Integratie van Homoseksualiteit COC. Buiten het COC ontstonden vrouwengroepen als Paarse September en Purperen Mien. Als reactie hierop kwamen er binnen het COC zelfstandige vrouwengroepen. In de tweede helft van de jaren zeventig ontstonden allerlei groepen en acties binnen en buiten het COC zoals de Lesbische Beweging, de Rooie Flikkers (Nijmegen), de Roze Driehoek (Eindhoven) en het Flikkerfront (Amsterdam), in 1977 de Miami Nightmare als protest tegen de kruistocht in de VS van Anita Bryant tegen homoseksualiteit en in 1979 de Roze Demonstratie (als eerste Roze Zaterdag) in Roermond tegen de uitgedragen opvattingen van bisschop Gijsen.

Vanaf 1983 ging het COC zich meer bemoeien met de parlementaire politiek. Men stelde eisen aan de politiek in de nota ‘Homoseksualiteit in het Overheidsbeleid’ en liet een rapport verschijnen over discriminatie van lesbiennes en homoseksuele mannen ‘Het topje van de ijsberg’. Na twintig jaar discussie nam de Eerste Kamer in navolging van de Tweede Kamer in 1994 de Algemene Wet Gelijke Behandeling aan. Het COC had al die tijd voor deze wet gestreden die ook discriminatie op grond van seksuele voorkeur verbiedt. 

In 1996 woedde een felle discussie over de openstelling van het Burgerlijk Huwelijk en het daaraan gekoppelde recht tot adoptie voor homo- en lesbische paren. Het kabinet wilde niet verder gaan dan partnerregistratie. Howel de Tweede Kamer het hier niet mee eens was, werd toch eerst de partnerregistratie ingevoerd. Maar in 2000 ging het kabinet toch akkoord met de openstelling van het Burgerlijk Huwelijk voor mensen van hetzelfde geslacht. Vanaf april 2001 werd dat mogelijk.

Ondertussen was in 1999 het COC omgevormd tot een federatie waarbij de afdelingen zelfstandige verenigingen werden en het landelijk COC een ondersteunende functie kreeg.

Mede dankzij de inspanningen van het COC is de situatie rond homoseksualiteit heden ten dage niet te vergelijken met die van voor 1946. Het Homomonument in Amsterdam (1987) markeerde deze ontwikkeling en is een teken dat herinnert aan de onderdrukking van homoseksualiteit in het verleden. Het inspireert om te vechten tegen onderdrukking en vervolging. Het confronteert een ieder met het bestaan van homoseksualiteit na eeuwenlang door de maatschappij weggestopt te zijn.

 

3. Voorgeschiedenis COC Limburg

In 1953 had het C.O.C. zes afdelingen: Amsterdam, Den Haag, Rotterdam, Utrecht, Arnhem en Groningen. De vereniging probeerde leden in de provincie te motiveren om bijeenkomsten te organiseren. De op 24 januari 1954 in Maastricht gehouden filmavond had veel succes, maar leverde niet het gewenste resultaat op. Hetzelfde gold voor Heerlen, waar in dezelfde tijd een avond belegd was. Het hoofdbestuur besloot te wachten met het opzetten van een afdeling in het zuiden. In 1962 werd in Eindhoven de afdeling Zuid-Nederland opgezet. Medio jaren zestig werden in verschillende steden in Limburg onder de paraplu van de plaatselijke Stichtingen van de Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ) Werkgroepen Homofilie opgericht, waarvan mensen uit de GGZ zelf en plaatselijk actieve homoseksuelen deel uitmaakten. Die laatsten waren grotendeels al lid van het landelijk C.O.C. 

Ook ontstonden groepjes rond studenten, zoals in Maastricht en Heerlen. Dat waren hoofdzakelijk studenten van de Kunstacademie in Maastricht, de HTP (Hogeschool van Theologie en Pastoraat) in Heerlen en de Bouwacademie in Aken. Deze groepjes kwamen bij elkaar bij de Stedelijke Raad voor het Jeugdbeleid in Maastricht en in Heerlen in de Boem Bar van de HTP. In september 1967 kregen enkele Limburgse leden van C.O.C. Zuid-Nederland een blanco volmacht om in Limburg in het kader van het C.O.C. “enige activiteit voor homofielen op gang te brengen”. Daaruit ontstond de Kontaktkring Limburg, die al snel uitgroeide tot een presentatie- en emancipatiebeweging. Men werkte nauw samen met Stichtingen van Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ), pastores en enkele psychiaters. 

De Kontaktkring was verdeeld in twee groepen. Een groep in Zuid-Limburg, die iedere 14 dagen bijeen kwam in Sittard in een zaaltje van hotel “De Kroon”, waar men zaken besprak met betrekking tot homoseksualiteit, lezingen hield etc. De groep Noord-Limburg kwam bijeen in Horst. Dat waren hoofdzakelijk huiskamerbijeenkomsten. Kontaktkring Limburg gaf ook een soort nieuwsbrief uit, Bulletin Kontaktkring Limburg. In de loop van 1969 diende het bestuur van Kontaktkring Limburg bij het hoofdbestuur C.O.C. Nederland een verzoek in om op korte termijn Kontaktkring Limburg om te vormen tot C.O.C. afdeling Limburg. Dat verzoek werd om financiële en organisatorische redenen afgewezen. Daarop besloot het bestuur van Kontaktkring Limburg om zich “voorlopig als zelfstandige zusterorganisatie naast het C.O.C. te blijven opstellen”. 

In de loop van 1969-1971 ontstonden in tal van steden in Limburg nieuwe groepjes en de groepjes die eerder verbonden waren met de Stichtingen Geestelijke Gezondheidszorg, werden steeds onafhankelijker. Ze bleven wel samenwerken met de GGZ, maar ook met andere plaatselijke welzijnsinstellingen. 

In de loop van 1969 viel het studentengroepje in Maastricht om onbekende redenen uiteen. Een aantal mensen, van wie de meesten lid waren van het C.O.C, begon huiskamerbijeenkomsten te organiseren op zolder bij een van de deelnemers aan de Platielstraat. Binnen korte tijd werd die groep echter zo groot dat men op zoek moest naar een andere ruimte. Die vond men in eerste instantie bij de Vrijthof Sociëteit (een protestants buurthuis) aan het Vrijthof. Uiteindelijk kwam men terecht bij “De Ierewach”, een jongerensociëteit aan de Capucijnengang. In februari 1970 werd vanuit deze groep de Maastrichtse Jongeren Werkgroep Homofilie (MJWH) opgericht.

 

4. COC Limburg

Verschillende personen uit de Kontaktkring Limburg (Sittard) en de Maastrichtse Jongerenwerkgroep Homofilie (MJWH) kenden elkaar en er vond regelmatig overleg plaats tussen deze twee groepen. Beide hielden zich bezig met klimaatsverbetering in Limburg ten aanzien van homoseksualiteit – in die dagen sprak men nog van homofilie – en met de opvang en begeleiding van homoseksuelen. Uit hun onderling overleg, alsmede uit de steeds groeiende contacten met de GGZ in Maastricht en Heerlen, werd de behoefte aan een eigen afdeling steeds groter. In de loop van 1970 werden de eerste plannen gemaakt. Bovendien nam het landelijk C.O.C in 1970 tijdens het jaarlijks congres het besluit dat er prioriteit moest worden gegeven aan het opvullen van de witte vlekken op de landkaart van Nederland. Met andere woorden, daar waar tot nu nog nauwelijks van C.O.C.-activiteiten sprake was, moest de mogelijkheden onderzocht worden tot de oprichting van een C.O.C.-afdeling. Eén van die witte vlekken was Limburg. Het landelijk C.O.C. nam contact op met de Kontaktkring Limburg en de Maastrichtse Jongeren Werkgroep Homofilie. Dit leidde tot de samenstelling van een groep van 10 mensen (uit Kontaktkring Limburg en MJWH en een aantal C.O.C.-leden die niet tot deze groepen behoorden). Deze groep moest onderzoeken of een eigen afdeling in Limburg levensvatbaar was en de C.O.C.-leden in Limburg wel een eigen afdeling wensten. Dat bleek tijdens een aantal bijeenkomsten van C.O.C.-leden en potentiële C.O.C.-leden inderdaad het geval. Men besloot dan ook tot het oprichten van de Werkgroep C.O.C. Limburg i.o. 

Omdat tijdens de bovengenoemde bijeenkomsten ook de wens was geuit om na de oprichting van de afdeling ook een eigen bar te exploiteren, werd in februari 1972 de Stichting Integratie Minderheden (S.I.M.) opgericht. Het COC (in 1971 was besloten de puntjes weg te laten) was toen namelijk als vereniging nog niet koninklijk erkend en daardoor geen rechtspersoon in de zin der wet. Dat betekende dat men geen contracten kon afsluiten en bestuursleden bij eventuele calamiteiten, vooral financiële, hoofdelijk aansprakelijk konden worden gesteld. De Stichting Integratie Minderheden bestond voornamelijk uit COC-leden en een aantal mensen van de Jeugdraad Maastricht. Zonder die Jeugdraad kon de werkgroep haar werk niet doen. De Jeugdraad steunde de werkgroep financieel, men kon gebruik maken van hun stencilmachine, ze stelde vergaderruimte ter beschikking en de werkgroep kon gebruik maken van de daar aanwezige kennis over het oprichten van een vereniging. Na de oprichting van de stichting werden er drie werkgroepen gevormd: de werkgroep organisatie, de werkgroep financiën en de werkgroep huisvesting. De taak van de werkgroep organisatie was om een beleidsplan en een actieplan op te stellen. Toen die gereed waren, werden ze ter goedkeuring voorgelegd aan S.I.M. en het hoofdbestuur van het COC. Ondertussen waren de werkzaamheden van de werkgroepen financiën en huisvesting ook afgerond. De werkgroep huisvesting had een pand gevonden aan de Brusselsestraat te Maastricht, waar zich op de benedenverdieping een café bevond en de bovenverdieping als kantoorruimte gebruikt kon worden. Het pand was eigendom van de firma Rekko.

Op 4 november 1972 werd tijdens het landelijk congres toestemming geven tot de oprichting van COC Limburg. Op vrijdag 15 december 1972 werd tijdens een vergadering in sociëteit Momus op het Vrijthof in Maastricht de afdeling Limburg van de Nederlandse Vereniging tot Integratie van Homoseksualiteit COC officieel opgericht.

De afdeling Limburg omvatte de provincie Limburg, behoudens het gebied rond Weert, dat bij de afdeling Eindhoven bleef behoren, en de kop van Noord-Limburg, dat deel bleef uitmaken van afdeling Nijmegen.

De doelstellingen van COC Limburg werden als volgt geformuleerd:

  1. COC Limburg beoogt een konstruktieve bijdrage te leveren aan de realisering van de COC doelstellingen. Zij werkt daartoe nauw samen met de landelijke werkgroepen en zet zich op regionaal niveau in voor de akties door het hoofdbestuur en kongres gevoerd. Zij vertaalt deze akties naar de regio toe.
  2. Uitgaande van de gedachte (mening, overtuiging), dat de homoseksuele problematiek meer een maatschappelijk probleem dan een individueel probleem betreft, stelt de afdeling Limburg zich ten doel mee te werken en bijdragen te leveren aan de wijziging van de negatieve of afwijzende opvattingen en houdingen van personen en instanties. Zij beoogt een strukturele verandering van de maatschappij mede te bevorderen teneinde een ombouw van het sociale klimaat mogelijk te maken, waardoor maatschappelijke aanvaarding en feitelijke integratie van minderheidsgroepen en andersoortige relatiepatronen dan de geijkte mogelijk wordt
  3. COC Limburg beoogt haar doelstellingen te verwezenlijken vanuit de invalshoek van de homoseksualiteit. Zij beoogt daarom de homofielen in de regio en daarbuiten bewust te maken van de maatschappelijke kanten van hun problematiek. Zij zal in de hulpverlening bij persoonlijke problematiek deze proberen te leningen door het aktiegericht maken van de hulpzoekers. Zij beoogt hiermee het persoonlijk isolement te doorbreken en de homofiel de kans te geven te leren participeren aan het maatschappelijk gebeuren op de door hem of haar gewenste wijze
  4. COC Limburg beoogt derhalve een centrum van aktie te zijn. Zij zal daarbij oog hebben voor de jongere en oudere zoekers naar hun eigen identiteit
  5. COC Limburg bedoelt een open centrum van aktie te zijn. Zij zal voor zover en zoveel mogelijk aktiviteiten ondernemen in samenwerking met andere al dan niet minderheidsgroeperingen en organisaties, die eenzelfde maatschappijverandering trachten te bewerkstelligen als voorgestaan wordt in de vereniging

 

Op 17 februari 1973 werd het pand aan de Brusselsestraat in gebruik genomen. Het pand werd gehuurd door S.I.M. Beneden de bar “Haaf Um”, die op commerciële basis werd gerund, en op de bovenverdieping vergaderruimtes, waarvoor COC Limburg huur betaalde aan S.I.M.  Het bestuur van S.I.M. bestond na de oprichting van COC Limburg uit het Dagelijks Bestuur van COC Limburg en een aantal mensen van de Jeugdraad Maastricht. Dit bleek al gauw een onmogelijke constructie. Terwijl S.I.M. moest zorgen voor een gedegen exploitatie van het pand, in het bijzonder de bar, bemoeide het COC zich voortdurend met het reilen en zeilen ervan. In het begin liep het café nog aardig, maar al gauw bleek dat de kosten te hoog waren, de omzet te laag en dat er geen winst gemaakt werd. Afgesproken was dat eventuele winst zou toekomen aan het COC, maar de verliezen stapelden zich op en aan de financiële verplichtingen kon niet meer worden voldaan. In oktober 1974 werd de bar gesloten en werd noodgedwongen het faillissement aangevraagd van de stichting. Vlak daarna werd de stichting opgeheven. COC Limburg belandde met de hele inventaris op één kamertje in het City Centrum, het pand van het Maatschappelijk Werk. Daarna verhuisde COC (Zuid-) Limburg nog verschillende keren binnen Maastricht (o.a. op de Stenenbrug, in de Lenculenstraat) om tenslotte in november 1979 het huidige pand aan de Bogaardenstraat te betrekken.

 

Na het faillissement van S.I.M. bloeide het COC enigszins op. Het COC bestuur hoefde zich nu niet meer bezig te houden met het wel en wee van een slechtlopende bar. Vele vergaderingen waren daar in het verleden aan gewijd waardoor andere activiteiten nauwelijks van de grond kwamen.

Tussen 1973 en 1978 werden met wisselend succes in verschillende steden in Limburg groepen opgericht die min of meer onder de vlag en de doelstellingen van COC Limburg opereerden. Andere groepen die al bestonden sloten zich bij het COC aan. Als eerste in 1974 de Werkgroep Homofilie Venlo. Deze werkgroep bestond al toen COC Limburg nog niet was opgericht. Deze groep werkte al in 1973, tot ergernis van het bestuur van COC Limburg, onder de naam COC. Daarna volgden Venray, Kerkrade, Heerlen  en Roermond (ook wel Werkgroep Midden-Limburg genoemd). De Stadsgroep in Maastricht was de voorzetting van de Maastrichtse Jongeren Werkgroep Homofilie. De ene keer werden die groepen en groepjes werkgroepen genoemd, dan weer kerngroepen en vervolgens stadsgroepen. Zeker in de jaren 1973-1977 wisselden deze groepen en groepjes voortdurend van personele samenstelling. Ook de activiteiten die men aanbood verschilden van jaar tot jaar al naargelang het aantal vrijwilligers en deelnemers. De ene groep bood alleen maar huiskamerbijeenkomsten aan, andere organiseerden ook culturele activiteiten, gaven voorlichting en hielden zich bezig met opvang etc. Vooral het bestaan van de Werkgroep in Roemond, die zich de ene keer Werkgroep Homofilie Midden-Limburg dan weer Stadsgroep Roermond noemde, kende een zeer grillig verloop. Het ene jaar was er wel een groep, het jaar daarop was die groep weer verdwenen. De ene keer wilde ze wel onder COC-vlag operen, dan weer niet. De drie noordelijke stadsgroepen overlegden regelmatig in de Integratiegroep Noord- en Midden-Limburg, de drie zuidelijke groepen in het Regionaal Overleg Zuid-Limburg. Van een afdelingsgevoel was nauwelijks sprake. Er bestond zelfs een zekere mate van rivaliteit tussen Zuid- en Noord-Limburg.

Eind 1977/begin 1978 waren in Limburg in de volgende plaatsen nog stadsgroepen actief: Kerkrade, Heerlen, Maastricht, Venlo en Venray. De stadsgroepen bezaten een grote mate van autonomie en men zag er nauwlettend op toe dat iedere stadsgroep binnen het eigen werkgebied bleef opereren. Eind 1975 wilde de Werkgroep Homofilie Venray, die onder de stadsgroep Venlo viel, een meer zelfstandige koers gaan varen. In Venlo was men daar op zijn zachts gezegd niet erg gelukkig mee. Venray liet daarop weten “dat de groep Venray niet pretendeerde de activiteit van de werkgroep Venlo in Venray te willen overnemen of uit te willen groeien tot een subgroep van de werkgroep Venlo”. Op den duur gebeurde dat echter toch en werd Venray wel degelijk een aparte stadsgroep.

Overleg met het bestuur van COC Limburg was er wel, maar op zeer onregelmatige basis. Vooral de noordelijke stadsgroepen trokken zich weinig aan van wat in Maastricht werd besloten. Het kantoor van COC Limburg was in Maastricht gevestigd en daar vergaderde ook het afdelingsbestuur. In dezelfde ruimte was ook het kantoor van de Stadsgroep Maastricht. Het gevolg daarvan was dat het afdelingsbestuur en de Stadsgroep Maastricht zeer nauw met elkaar verweven raakten tot ergernis van de andere, vooral noordelijke stadsgroepen. De noordelijke stadsgroepen constateerden in februari 1976 dan ook dat COC Limburg er niet was voor de hele provincie, maar alleen voor Zuid-Limburg en dan vooral voor Maastricht. Het maakte volgens die groepen weinig verschil of ze wel of niet tot de afdeling behoorden.  

Het afdelingsbestuur zag op een gegeven moment ook wel in dat de afdeling zo niet langer kon functioneren en daarom werd in april 1976 een structuurwijziging doorgevoerd. Men besloot naast het Dagelijks Bestuur (DB) een Provinciaal Afdelingsbestuur (PAB) in te stellen. In het PAB hadden zitting het DB van de afdeling en de coördinatoren van de 5 stadsgroepen. Men vergaderde afwisselend in de verschillende steden. Men hoopte zo door een betere communicatie, onderlinge uitwisseling van ideeën en door de activiteiten beter op elkaar af te stemmen meer afdelingsgevoel te kweken. In de praktijk functioneerde het PAB redelijk, maar de onderlinge irritaties bleven, vooral tussen Noord- en Zuid-Limburg. 

In de afdeling Limburg bestonden stadsgroepen, provinciale werkgroepen, regionale werkgroepen (noordelijke en zuidelijke) en werkgroepen in de verschillende stadsgroepen. Al deze groepen bezaten een zekere mate van autonomie, in het bijzonder de stadsgroepen, met het gevolg dat de afdeling een beetje als los zand aan elkaar hing. 

Tijdens de Algemene ledenvergadering van 15 april 1978 trad het voltallige Dagelijks Bestuur, om verschillende redenen, af. Er meldde zich niemand voor een nieuw bestuur. Het was juist het Dagelijks Bestuur dat de afdeling nog enigszins bij elkaar hield en er werd besloten dat het PAB de taken van het DB zou overnemen en het PAB uit te breiden met één extra vertegenwoordiger uit elke stadsgroep. Al in de vergadering van het PAB van 8 mei werd gesproken over een nieuwe structuur binnen de provincie. De Stadsgroep Maastricht haakte daarop in en sprak zich op de stadsgroepvergadering van 24 mei uit voor een splitsing van de afdeling in een afdeling Noord-Limburg en een afdeling Zuid-Limburg. De argumenten waren: een feitelijke samenwerking tussen noord en zuid is er niet,  mentaliteitsverschillen tussen noord en zuid, moeilijkheden wat betreft de afstand en de afdelingsgedachte leeft niet. In de PAB-vergadering van 29 juni kwamen de drie zuidelijke stadsgroepen (Maastricht, Heerlen en Kerkrade) met een gezamenlijk standpunt met betrekking tot een splitsing. Overwegingen van die stadsgroepen om tot splitsing over te gaan waren: 

  1. In de huidige structuur zijn de afstanden tussen de noordelijke en zuidelijke stadsgroepen onwerkbaar gebleken
  2. Door het wegvallen van het DB is de provinciale binding losser geworden. De DB-taken blijken moeilijk in het takenpakket van de stadsgroepcoördinatoren te passen
  3. Bij de twee noordelijke stadsgroepen blijkt weinig of geen emotionele betrokkenheid te bestaan met de afdeling Limburg als totaal

Verder somde men nog een aantal punten op die volgens de stadsgroepen de aanleiding waren om tot splitsing over te gaan:

  1. Het feit dat zowel Venlo als Venray zich hardnekkig werkgroep homofilie blijft noemen in plaats van stadsgroep COC Limburg. Dit doet al vermoeden, dat het “provinciaal denken” ver te zoeken is bij deze stadsgroepen
  2. Het verschijnsel van eigen nieuwsbrieven, die weer door de stadsgroepleden extra gefinancierd moeten worden, doet afbreuk aan het doel van het afdelingsbulletin
  3. Het destijds door het PAB genomen besluit m.b.t. een uniforme regeling van de financiën weigert Venlo nog steeds uit voeren
  4. De eis van Venlo m.b.t. een eigen ledenbestand, terwijl dit veel beter provinciaal geregeld kan blijven
  5. Het feit, dat er bij een paar kaderleden uit het zuiden het gevoel leeft, dat men irritaties en wrevel opwekt bij personen uit de noordelijke stadsgroepen
  6. Het steeds duidelijker worden van een competitiestrijd en rivaliteit van bepaalde stadsgroepen in plaats van samen te werken en elkaar te helpen

De Stadsgroep Venray, die zich in de PAB-vergadering van 29 juni zeer onheus bejegend voelde, besloot uit de afdeling Limburg te stappen. Dat werd aan het Afdelingsbestuur van COC Limburg medegedeeld in een brief, gedateerd 7 juli 1978: “De leden van de Werkgroep Homofilie Venray-COC, in vergadering bijeen op donderdag 6 juli 1978, willen u langs deze weg haar besluit mededelen n.a.v. voorstellen, gedaan door de drie zuidelijke stadsgroepen m.b.t. splitsing van de afdeling Limburg. Unaniem is besloten uit te treden uit de afdeling van de N.V.I.H.-COC afdeling. Wij stellen er geen prijs op langer deel uit te maken van een afdeling, welke op een laakbare manier blijkt om te gaan met bestuurlijke zaken en daaruit voortvloeiende haar leden”.

Naar aanleiding van die brief werd op 10 juli een PAB-vergadering gehouden. Op die vergadering waren de stadsgroepen Venlo en Venray niet aanwezig. Besloten werd op 9 september een Bijzondere Algemene Ledenvergadering te houden. Aan de leden werd gevraagd zich uit te spreken over c.q. hun goedkeuring te hechten aan een van de volgende voorstellen:

  1. Het Provinciaal Afdelingsbestuur, op maandag 10 juli 1978 in vergadering bijeen te Maastricht, besluit tot opheffing van de afdeling Limburg van de NVIH-COC en tot oprichting van een afdeling Zuid-Limburg en een afdeling Noord-Limburg, met als grens tussen beide afdelingen de lijn Maasbracht-Vlodrop
  2. Dezelfde tekst als boven onder 1 met als toevoeging: beide afdelingen gaan een confederatief verband aan, waarin voor zover nodig en voor zover mogelijk wordt samengewerkt, waar het gaat om gemeenschappelijke belangen

Als redenen voor de splitsing werden genoemd:

  1. De aktiviteiten van de verschillende stadsgroepen binnen de afdeling Limburg hebben zich in de loop van de tijd dusdanig ontwikkeld, dat ze naar een opsplitsing in twee afzonderlijke afdelingen zijn gegroeid
  2. De gebleken onwerkbaarheid op het huidige afdelingsniveau, als gevolg van de afstanden binnen de provincie
  3. De feitelijke samenwerking tussen de stadsgroepen werd hierdoor eveneens ongunstig bepaald
  4. Het te verwachten is, dat de afdelingsgedachte binnen twee kleinere afdelingen beter geïntensiveerd kan worden

Tijdens de turbulente Bijzondere Algemene Ledenvergadering van 9 september waren 26 personen aanwezig, maar geen PAB-vertegenwoordigers van Venlo en Venray. Vanuit de ledenvergadering vond men dat men onvoldoende geïnformeerd was over de reden van de breuk en omdat er niemand uit Noord-Limburg aanwezig was werd een derde voorstel ingediend: “Vanuit leden op de ledenvergadering van 9 september 1978 wordt voorgesteld de stemming over voorstel een en twee uit te stellen tot de najaarsledenvergadering van 21 oktober a.s. met inachtneming van duidelijke en volledige informatieverschaffing aan de leden uiterlijk twee weken voor datum vergadering”. Dit voorstel werd aangenomen.

Tijdens de ledenvergadering op 21 oktober liepen de gemoederen zo hoog op dat een aantal leden een motie van wantrouwen indienden tegen het PAB. Deze motie werd echter met ruime meerderheid verworpen. Het afdelingsbestuur diende vervolgens een voorstel in dat qua formulering overeenkwam met voorstel 1 van de ledenvergadering van 9 september. Dit voorstel werd met 33 stemmen voor en 1 stem tegen aangenomen. Tenslotte kwamen nog twee voorstellen van het LB (Landelijk Bestuur) in stemming. Een van die voorstellen luidde: “De afdeling Limburg verzoekt aan het komend kongres de afdeling Limburg op te heffen. Noord- en Zuid-Limburg bereiden dan met het LB de oprichting van twee nieuwe afdelingen voor. Gedurende dat jaar zijn beide een regionale groep, direct onder het LB”. In de ledenvergadering werd dit voorstel echter gewijzigd in: “De leden van de Afdeling Limburg in vergadering bijeen op 21 oktober 1978 verzoeken het kongres (najaarskongres 1978) de afdeling Limburg op te heffen en twee nieuwe afdelingen op te richten, met name Zuid-Limburg en Noord-Limburg, met als grens tussen de beide afdelingen de lijn Maasbracht-Vlodrop”. Volgens de ledenvergadering waren de op het landelijk najaarscongres 1976 gemaakte afspraken over oprichting van nieuwe afdelingen niet van toepassing op de bijzondere situatie in Limburg. Het doel van de regionale werkgroepen was dat men het bewijs moest leveren levensvatbaar te zijn. De stadsgroepen in Noord- en Zuid-Limburg hadden al bewezen levensvatbaar en zeer actief te zijn binnen de structuur van de afdeling Limburg. Daarom waren de bovengenoemde afspraken niet van toepassing op deze afdelingssplitsing. 

Op het landelijk congres van 4 november ging men echter niet in op het voorstel uit Limburg betreffende de splitsing van de afdeling in twee regio’s (Zuid-Limburg en Noord-Limburg) en tegelijkertijd deze twee regionale groepen te benoemen tot afdelingen. Het congres wees de afgevaardigden uit Limburg erop dat afdelingen niet door ledenvergaderingen van afdelingen worden opgericht en opgeheven, maar door het congres van de vereniging. Besloten werd de afdeling Limburg op te heffen en twee regionale groepen op te richten (Regionale Groep COC Zuid-Limburg en Regionale Groep COC Noord-Limburg). Deze regionale groepen kregen de opdracht het komend jaar samen met het landelijk bestuur de oprichting van twee nieuwe afdelingen voor te bereiden. Gedurende dat jaar stonden beide regionale groepen direct onder het landelijk bestuur. 

In deze overgangsfase werd in Zuid-Limburg door de stadsgroepen Maastricht, Heerlen en Kerkrade samengewerkt in het Regionaal Overleg (R.O.). Er werd ook een Koördinatieteam (KOT) opgericht, waarbinnen afgevaardigden van de stadsgroepen bestuursfuncties uitoefenden. Het R.O. functioneerde redelijk, maar omdat de drie stadsgroepen een grote mate van autonomie behielden, was er nauwelijks sprake van samenwerking tussen de werkgroepen van de drie stadsgroepen. Van regionale werkgroepen was evenmin sprake behalve de regionale werkgroep voorlichting. Het gevolg hiervan was dat het Landelijk Bestuur op het landelijk najaarscongres van 1979 het voorstel indiende om de regionale status voor nog één jaar te handhaven, omdat het afdelingsgevoel nog onvoldoende was doorgedrongen en de samenwerking meer gestalte moest krijgen door op allerlei niveaus regionale werkgroepen op te richten. De twee regionale groepen mochten zich in het vervolg wel COC Zuid-Limburg i.o. en COC Noord-Limburg i.o. noemen. Tijdens het najaarscongres van 1980 kregen beide COC’s een officiële status met een eigen bestuur. 

Het is niet duidelijk hoe de Regionale Groep COC Noord-Limburg in die overgangsfase heeft gefunctioneerd. Ook over de activiteiten van COC Noord-Limburg i.o. en het latere COC Noord- en Midden-Limburg is niets terug te vinden in het archief van COC Limburg. Behalve enkele krantenknipsels en enkele nummers van het afdelingsblad Pink People, die in particulier bezit zijn, is het archief verdwenen. Waarschijnlijk is het door toenmalige bestuursleden opgeruimd en met het huisvuil meegegeven.

COC Zuid-Limburg heeft in de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw met wisselend succes geopereerd. Het succes van haar activiteiten hing grotendeels af van de beschikbare financiën en van het aantal vrijwilligers. In bepaalde periodes had men grote problemen met het invullen van de verschillende bestuursfuncties. Het gevolg was dat dezelfde personen jarenlang dezelfde bestuursfuncties vervulden. Eind jaren tachtig werd de stadsgroep Kerkrade wegens gebrek aan belangstelling opgeheven en toegevoegd aan de stadsgroep Heerlen. Er zijn nog verschillende pogingen ondernomen om deze stadsgroep opnieuw op te richten, maar die hadden geen succes. Ook de Stadsgroep Heerlen, die een eigen pand huurde in het centrum van Heerlen met kantoorruimten en een bar, heeft in de jaren negentig verschillende periodes gehad waarop men op het punt stond het bijltje erbij neer te gooien vanwege gebrek aan vrijwilligers en deelnemers aan de verschillende activiteiten die men organiseerde. Telkens weer waren er dan weer personen bereid om een nieuwe start te maken. Op den duur echter zag de afdeling COC Zuid-Limburg wel in, dat geen structurele oplossing geboden werd en bovendien was het huren van twee panden (Maastricht en Heerlen) financieel niet meer op te brengen. In februari 2000 werd daarom de stadsgroep Heerlen opgeheven en alle activiteiten geconcentreerd in Maastricht. Het gevolg was wel dat er nauwelijks meer activiteiten werden georganiseerd buiten Maastricht.

COC Zuid-Limburg werd vanaf eind jaren negentig tot begin 2003 vanuit de provincie ondersteund door de provinciale welzijnsstichting Symbiose. Een medewerker van die stichting besteedde een aantal uren per maand aan homo-emancipatie. Toen die stichting echter in 2003 failliet werd verklaard, werden de kosten van die uren rechtstreeks in geld overgemaakt aan COC Limburg, waardoor het COC meer financiële armslag kreeg. 

In 2000 is COC Nederland omgevormd tot een federatie waarbij de afdelingen zelfstandige verenigingen werden en het landelijk COC slechts een ondersteunende functie kreeg. Het gevolg was dat verschillende kleine afdelingen het, vooral financieel, niet meer konden bolwerken en zich ophieven of zich aansloten bij een groter COC. Dat gebeurde in 2001 ook met COC Noord- en Midden-Limburg, dat toen ongeveer 60 leden telde en nauwelijks financiële steun kreeg van de gemeenten in de regio en de provincie Limburg. Na de opheffing van COC Noord- en Midden-Limburg bestreek het werkgebeid van COC Zuid-Limburg geheel Zuid-Limburg en een groot deel van Midden- en Noord-Limburg tot aan Swalmen. Ook de leden uit de omgeving van Weert, dat al die jaren deel was blijven uitmaken van COC Eindhoven, kwamen nu bij COC Zuid-Limburg. De rest van Limburg werd verdeeld onder COC Eindhoven en COC Nijmegen.

In 2006 veranderde COC Zuid-Limburg haar naam In COC Limburg en was men weer terug bij de beginperiode tijdens de jaren 1972-1978. Ook de gedeelten van Limburg, die in 2001 bij COC Eindhoven en COC Nijmegen waren ondergebracht, werden nu onderdeel van COC Limburg.

Vooral na 2008 heeft COC Limburg veel aandacht besteed aan voorlichting op middelbare scholen. In dat jaar startte het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen in het kader van de kabinetsnota “Gewoon homo zijn” het zogenoemde ‘koplopersproject’ Homo-emancipatiebeleid, waarbij de minister afspraken had gemaakt met verschillende gemeenten over de bevordering van de sociale acceptatie van homoseksuelen. De minister stelde aan de gemeenten die aan dit koplopersproject meededen, een meerjarige financiële bijdrage beschikbaar. Vanaf het begin deden in Limburg Maastricht en Heerlen aan dit project mee. De uitvoering van dit project hadden beide gemeenten overgedragen aan COC Limburg. COC Limburg is toen het project “Veilige School” gestart met als doel het bevorderen van de sociale veiligheid van homo- en biseksuele leerlingen en medewerkers in het voortgezet onderwijs in Limburg. In 2011 sloot de gemeente Sittard-Geleen zich bij dit project aan en naar verwachting zal Venlo dat in 2013 ook doen.

 

5. Bijzondere evenementen

In het kader van een korte geschiedenis van COC Limburg verdienen ook een aantal door COC Zuid-Limburg of door COC-vrijwilligers georganiseerde bijzonder evenementen  enige aandacht.

Roze Zaterdag Roermond

Op 14 april 1979, paaszaterdag, werd in Roermond door vooral vrijwilligers van COC Zuid-Limburg een manifestatie georganiseerd onder de naam Roze Zaterdag. De demonstratie viel in de Goede Week, waarin katholieken Witte Donderdag en Goede Vrijdag vieren. Daarom koos men voor die demonstratie op zaterdag voor de naam Roze Zaterdag. De demonstratie was gericht tegen:

  • De opvattingen zoals die door de Rooms-Katholieke Kerk naar voren gebracht worden met betrekking tot (homo)seksualiteit
  • Opvattingen waarin homoseksualiteit niet erkend wordt als een volwaardige vorm van seksualiteit
  • Vóór een maatschappij waarin homoseksuele mannen en vrouwen seksualiteit kunnen beleven zoals zij dat zelf willen

Directe aanleiding tot die demonstratie was een uitspraak van bisschop Gijsen in een weekblad dat homo’s geen volwaardig lid van de Rooms-Katholieke Kerk konden zijn en daarom ook geen sacramenten mochten ontvangen.

Drie geestelijken uit Limburg, onder wie de secretaris van het Sociaal Historisch Centrum voor Limburg, probeerden de demonstratie te laten verbieden door de burgemeester van Roermond, maar tevergeefs. Toen dat niet lukte wendde men zich zelfs tot de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State, maar ook daar werd hun verzoek afgewezen. De organisatoren verwachtten ongeveer 500 deelnemers, maar er kwamen er bijna tienmaal zoveel.

 

Sinds de eerste Roze Zaterdag in Roermond wordt ieder jaar in Nederland een Roze Zaterdag georganiseerd. Ieder jaar in een andere stad. Steden in Nederland konden/kunnen zich daarvoor kandideren bij de Stichting Roze Front en nu bij Stichting Roze Zaterdagen Nederland. In 1993 en 2000 werd de organisatie aan Maastricht toegewezen.



Roze Zaterdag 1993

Op zaterdag 26 juni 1993 werd de eerste Roze Zaterdag in Maastricht georganiseerd met als thema “Homoseksualiteit en andere culturen”. Voor de organisatie van dit evenement werd een aparte stichting opgericht de  Stichting Roze Zaterdag Maastricht. De bestuursleden van die stichting waren voor  het grootste deel vrijwilligers van COC Zuid-Limburg. De Roze Zaterdag begon met een oecumenische kerkdienst in de St. Janskerk en vervolgens vond de traditionele parade plaats door de binnenstad van Maastricht. De parade werd afgesloten op het Vrijthof, waar een grote manifestatie plaatsvond met allerlei artiesten. Tijdens die manifestatie trad Mary Servaes, de Zangeres zonder Naam voor het laatst publiekelijk op. Rond het Vrijthof was er een informatiemarkt waar allerlei homo-organisaties zich presenteerden. ’s Avonds werden op meerdere locaties feesten gehouden. Roze Zaterdag 1993 trok ongeveer 25.000 bezoekers.

Roze Zaterdag 2000

In 2000 werd er wederom een Roze Zaterdag in Maastricht gehouden onder naam Gay Pride Day Maastricht. Het programma was ongeveer hetzelfde als de Roze Zaterdag van 1993. Ook nu zaten in de organisatie bijna uitsluitend COC-vrijwilligers. De manifestatie vond ditmaal plaats op de Markt, waar de zangers Imca Marina werd uitgroepen tot Nichten Moeder van Nederland. Roze Zaterdag 2000 trok mede vanwege het slechte weer slechts 15.000 bezoekers.

 

6. Verenigingsbladen

Tijdens de beschreven periode zijn verschillende verenigingsbladen verschenen: 

  • Bulletin Kontaktkring Limburg (1967-1972). Van dit Bulletin bevinden zich een aantal nummers in het archief van COC Limburg.*)
  • Bulletin COC(Zuid-) Limburg 1974-1989. Aantal nummers in archief van COC Limburg.
  • Antarctica 1990-1998, verenigingsblad van COC Zuid-Limburg. Eerst uitgegeven in Heerlen, daarna in Maastricht. Een groot aantal nummers in archief van COC Limburg.
  • Nieuwsbrief COC Zuid-Limburg  1998-tot heden. De laatste jaren alleen digitaal. Aantal nummers aanwezig in archief COC Limburg.
  • Oogcontact op Antarctica 1997-1998, gezamenlijke uitgave van COC Zuid-Limburg en COC Noord- en Midden-Limburg. Een paar nummers in archief COC Limburg.
  • Pink People, periode onbekend. Eveneens is onbekend of dit blad werd uitgegeven door Stadsgroep Venlo van COC Limburg of door COC Noord- en Midden-Limburg. Enkele nummers in particulier bezit.
  • Oogcontact, periode onbekend, Verenigingsblad van COC Noord- en Midden-Limburg. Of er nog ergens nummers van dit blad aanwezig zijn is onbekend 
  • Nieuwsbrieven van de verschillende stadsgroepen. Onbekend of personen die actief zijn geweest in de verschillende stadsgroepen nog nummers in hun bezit hebben

 

*) Aanwezig in het archief van COC Limburg betekent dat ze te vinden zijn bij het Sociaal Historisch Centrum voor Limburg

 

7. Verantwoording

Bij het schrijven van bovenstaand artikel heeft ondergetekende gebruik gemaakt van de volgende bronnen:

  • Inv. nrs. 1 en 2 van het Archief van COC Limburg
  • Bulletin Kontaktkring Limburg
  • Bulletin COC (Zuid-) Limburg, verenigingsblad van COC Limburg en COC Zuid-Limburg
  • Antarctica, verenigingsblad COC Zuid-Limburg
  • Nieuwsbrief COC (Zuid-) Limburg
  • Website van COC Limburg
  • Website COC Nederland
  • Warmerdam en Koenders, Cultuur en ontspanning – het COC 1946-1966, Utrecht 1987
  • Gesprekken met personen die actief zijn (geweest) bij COC (Zuid-) Limburg

 

Verder zijn er nog (mogelijk) archiefstukken aanwezig bij:

  • Jaarverslagen, rapporten etc. over 1997-2012 bij COC Limburg
  • Audiovisuele documentatie bij COC Limburg (films, documentaires, radio-interviews etc.)
  • IHLIA-Homodok te Amsterdam
  • IHLIA-Anna Blaman Huis te Leeuwarden
  • COC Eindhoven over Weert e.o. en overgangsperiode 2001-2006
  • COC Nijmegen over Kop van Noord-Limburg, periode 1972-1978 en 2001-2006



Hans Janssen, oktober 2012